WAT IS ARFID?
ARFID staat voor Avoidant/Restrictive Food Intake Disorder of vermijdende/restrictieve voedselinnamestoornis. Dat houdt in dat er te weinig en/of heel selectief gegeten wordt. Men spreekt pas van ARFID indien dit gepaard gaat met lichamelijke en/of psychosociale problemen.
Sinds 2013 is deze eetstoornis opgenomen in de DSM-5. Voordien sprak men voor de heel selectieve eters van "Feeding Disorders of Infancy or Early Childhood", de voedingsstoornissen op zuigelingenleeftijd of vroege kinderleeftijd. Sinds de opname in de DSM werd de leeftijdsrestrictie weggelaten. ARFID kan zich dus voordoen in de babytijd, de (vroege) kindertijd alsook in de volwassenheid. Daarnaast werd het criterium van ondergewicht en/of onvoldoende groei geschrapt. Ook bij een normale groei en gewicht - zelfs bij overgewicht - kan er sprake zijn van ARFID. Dat maakt het mogelijk om breder te kijken en deze eetstoornis sneller te detecteren.
HOE KAN JE ARFID HERKENNEN?
Significant gewichtsverlies of achterblijvende groei: ARFID kan leiden tot een slechte groei, gewichtsverlies en/of ondergewicht. Het kan tevens gepaard gaan met ondervoeding, zowel de acute, de chronische als de gemengde vorm.
Voedingsdeficiënties: Bij ARFID kan een tekort aan essentiële voedingsstoffen ontstaan wat nadelig is voor een optimale werking van het lichaam, zelfs bij een gezond gewicht of overgewicht.
Afhankelijkheid van sondevoeding of medische voeding: Bij te weinig eten kan medische bijvoeding of sondevoeding noodzakelijk zijn.
Een duidelijk interfereren met het psychosociaal functioneren: ARFID is niet zomaar 'moeilijk eten', maar het gaat gepaard met mentale en sociale moeilijkheden.
Opgelet, deze indicaties hoeven niet samen voor te komen en kunnen dus los van elkaar gezien worden.
DRIE TYPES VAN ARFID
Angst voor de aversieve gevolgen van eten: Dit ontstaat meestal door een traumatische ervaring tijdens of na het eten zoals verslikken, stikken, overgeven, buikpijn of een allergische reactie. Uit schrik dat dit opnieuw zou gebeuren kan men nadien een aversie voor eten ontwikkelen. Dit type ontstaat geregeld op latere leeftijd. Op jonge leeftijd kan het vaak ten gevolge van trauma's rondom het neus-, keel- en mondgebied door bijvoorbeeld een neusmaagsonde of beademing. Kinderen en volwassenen met dit type ARFID leggen dus een negatieve associatie met eten waardoor vermijdingsgedrag optreedt.
Gebrek aan interesse in eten: Als kind melden ze zich niet uit honger. Later zijn dit personen die minder interesse tonen in eten en een geringe hongerprikkel hebben waardoor ze vergeten om te eten. Ze eten weinig en traag. Bovendien kunnen zij honger en verzadiging als onaangenaam ervaren. Omwille van het restrictieve eetpatroon kampt deze groep vaker met ondergewicht.
Overgevoeligheid voor de sensorische kenmerken: Deze mensen hebben moeite met de zintuiglijke prikkelverwerking die gepaard gaat met eten. Er komt immers heel wat kijken bij eten, zoals geuren, smaken, kleuren en texturen. Dat komt veelvuldig voor bij mensen met autisme en/of ADHD.
ARFID ≠ PICKY EATING
Picky eating valt binnen de normale eetontwikkeling. Zo hebben alle kinderen een periode van selectiever eten, dit treedt doorgaans op tussen het eerste en vierde levensjaar. Rond de leeftijd van zes jaar waait dit vanzelf over en breiden kinderen hun eetpatroon uit. Dat neemt niet weg dat sommige mensen heel hun leven selectiever eten en bepaalde zaken niet lusten. Toch zal het hen niet belemmeren om te participeren aan het sociaal leven.
Bij ARFID daarentegen gaat dit niet zomaar over en blijft het restrictieve of selectieve eetgedrag persisteren. Een kind of volwassene dat zeer selectief eet omwille van ARFID zal een enorme impact ervaren op zijn psychosociaal functioneren. Hetzelfde geldt voor wie zeer restrictief eet. Omwille van de complexiteit van deze eetstoornis en de angst om te eten, zal het moeilijker zijn om te participeren aan het sociaal leven. Zij zullen daardoor vaker in een sociaal isolement terecht te komen.
ARFID ≠ ANOREXIA
ARFID wordt ook wel eens verward met anorexia, toch is er een wezenlijk verschil. Iemand met anorexia kan wel eten, maar wilt het niet. Dat heeft te maken met het vertekende lichaamsbeeld dat eronder zit. Ze streven ernaar om mager te zijn vanuit onderliggende psychologische problemen.
Wie ARFID heeft wil heel graag eten, maar kan het niet. De angst die ermee gepaard gaat is te sterk waardoor het niet lukt om tot eten te komen of om bepaalde voedingsmiddelen te eten. Hier is geen sprake van een vertekend lichaamsbeeld en zij willen helemaal niet slank zijn. Meer nog, mensen met ARFID en ondergewicht vinden dit niet mooi en ervaren vaak schaamte.
Het is belangrijk om dit onderscheid goed te begrijpen. Wanneer vooral gekeken wordt naar medische parameters dan kunnen beide eetstoornissen met elkaar verward worden, met name in het geval van restrictief eten dat gepaard gaat met ondergewicht. Een goede vraagverheldering die peilt naar de gevoelens, angsten en gedachten rond eten kan het verschil hier blootleggen. Dat is cruciaal om patiënten te helpen. Een behandeling die gericht is op anorexia is nefast voor een ARFID patiënt omdat de kern van het probleem dan over het hoofd gezien wordt.
EetMee_ARFID_folder.PDF (11,6Mb)
MULTIDISCIPLINAIRE GROEPSPRAKTIJK VOOR KINDEREN MET EETPROBLEMEN
- ondersteuning voor het hele gezin -